In het verleden heb ik mij vaak laten verleiden tot discussies over niet evidence-based instrumenten, zoals MBTI en alle tests met kleuren. Ik heb veel geleerd van deze discussies, maar vermijd ze nu waar mogelijk. In dit artikel beschrijf ik de zeven belangrijkste argumenten die ik in deze discussies ben tegengekomen en waarom ik de discussie nu uit de weg ga.
1. Ik zie gewoon dat het werkt
Het meest voorkomende argument is dat mensen zelf zien dat het werkt. Persoonlijke ervaring (zoals: .. de effecten die we bij onze klanten zien) blijkt echter een zeer slechte maatstaf te zijn voor wat werkt. Artsen zagen aderlaten ook ruim 3000 jaar lang werken, tot iemand de moeite nam het te onderzoeken. Er is een veelheid aan psychologische processen die de perceptie van de adept vormen en vervormen, zoals confirmatie bias (bevestiging zien van overtuigingen) en gemotiveerd redeneren (naar conclusies toe redeneren). Het is ook absoluut niets vreemds dat mensen zich herkennen in testuitslagen die niets unieks over hen zeggen, een fenomeen dat bekend staat als het Forer-effect. Al deze mechanismen zijn uitermate krachtig en doen automatisch en onbewust hun werk. Wanneer je meent dat dit bij jou niet het geval is, dan ben je er in de regel extra kwetsbaar voor. Wat de wetenschappelijke methode zo succesvol maakt, is dat het (op termijn) deze effecten neutraliseert. Onderzoek en experiment helpen ons voorbij de ingebouwde biases (fouten/vervormingen) in onze perceptie en denken te kijken. Daarom werken evidence-based instrumenten in de regel beter.
2. Wij gebruiken het als spiegel, niet om te voorspellen
Populaire niet-wetenschappelijke persoonlijkheidstest hebben geen voorspellende waarde voor gedrag. Dit wil zeggen dat de testuitslag je niet helpt om bijvoorbeeld te bepalen wie het beter zou doen als manager of wie het potentieel heeft om een goede verkoper te worden. Verkopers van deze instrumenten weten dit en zeggen daarom dat hun tests niet zijn om te voorspellen, maar gebruikt worden als spiegel. Het probleem van dit argument is echter dat zowel voorspellen als spiegelen afhankelijk zijn van een accurate weergave van wie iemand is. De spiegel in de badkamer geeft een accuraat beeld van hoe je haar zit en helpt je daarom te voorspellen wat mensen van je kapsel zullen vinden. Als een test echt iets over je zegt (hoe jij in elkaar zit), dan voorspelt het ook. Als het niet voorspelt, dan is het ook een slechte spiegel.
3. Deze test gaat niet over persoonlijkheid, maar over gedragstendenties
Wanneer ik professionals vraag waarom zij niet meer betrouwbare instrumenten als de Hexaco of de Big 5 gebruiken, krijg ik nog wel eens het antwoord dat hun instrument niet persoonlijkheid meet, maar gedragstendenties / drijfveren / kernkwaliteiten / gedragsvoorkeuren / breinpatronen / auravariaties / …. / vul maar in. De truc is deze: we noemen het anders, dan is het iets anders en daarom heeft de kritiek geen betrekking op dit instrument. Alle termen die gebruikt worden gaan echter over hetzelfde: persoonlijkheid. Een gangbare wetenschappelijke definitie van persoonlijkheid is: “the characteristic set of behaviors, cognitions, and emotional patterns that evolve from biological and environmental factors” (1). Linksom of rechtsom kom je bij elke beschrijving van individuele verschillen uit op persoonlijkheid.
Recent beargumenteerde een kleurenadept dat de kleuren alleen gedrag beschrijven, niet persoonlijkheid. Mijn vraag was of het hier om stabiel (terugkerend en herkenbaar) gedrag ging. Uiteraard was het antwoord ja. Ik vroeg door: wat maakt dit gedrag stabiel? Waar komt het vandaan? Is er iets in het individu dat maakt dat hij of zij stabiel dat type gedrag laat zien? Dat iets is persoonlijkheid!
4. Het is alleen om een goed gesprek op gang te brengen
Dit kan een degelijk argument zijn, elkaars tests uitslagen vergelijken kan een goed en interessant gesprek op gang brengen. Nu heb je een taal om over de verschillen te praten! Dat de tests niet helemaal valide zijn, is daarom niet relevant wordt gesuggereerd. Dit is echter niet het geval. Door een testuitslag als uitgangspunt in een gesprek te nemen, creëer je een referentiepunt voor dat gesprek. Een soortelijk fenomeen zien we in onderhandelen: door met een X bedrag te openen, vormt de onderhandeling zich rond dit bedrag. Op dezelfde manier vormt een gesprek zich rond de testuitslagen. Wanneer die testuitslagen geen goede weerspiegeling zijn van de persoonlijkheid, kunnen deze testuitslagen het gesprek eenvoudig in de verkeerde richting sturen. De typering blauw zou misschien een goede manier kunnen zijn om een soort gedrag aan te duiden, maar vrijwel altijd is er de suggestie dat het om een eigenschap van de persoon gaat (zie ook punt 3).
5. Het gaat ons om wat werkt, niet om wat wetenschappelijk is
De suggestie hier is alsof er instrumenten zijn die werken en andere die wetenschappelijk zijn. Het vreemde van dit argument is dat wetenschap juist een methode is om te bepalen of iets werkt. Als jij zegt dat blauwe mensen zich op een bepaalde manier gedragen, kun je dat gewoon testen. Waar het hier feitelijk om gaat is niet werkzaamheid, maar werkbaarheid. De MBTI is een meer werkbaar instrument dan de HEXACO, terwijl de HEXACO goed voorspelt en de MBTI niet.
Werkbaar betekent hier dat een instrument zich goed leent voor gebruik in een professionele setting. Dit is iets anders dan werkzaam, wat gaat over effecten. MBTI is ingeburgerd, aansprekend, heeft gelikte rapportages en er veel ervaring mee is in organisaties. Het is ongeveer hetzelfde als bij aderlaten: goed verhaal, goed toe te passen, iedereen doet het en het lijkt goed te werken. De HEXACO is potentieel veel beter, maar het is nog niet op dezelfde manier werkbaar gemaakt. Dit is uiteindelijk ook een falen van de wetenschap, maar dit wil niet zeggen dat wetenschap niet praktisch kan zijn. Wetenschap werkbaar maken vergt een enorme investering, daarom blijft de praktijk hangen in achterhaalde theorieën.
Er zijn uiteraard genieën die hun tijd ver vooruit zijn en die genegeerd en verguist werden door hun tijdgenoten. Maar de wetenschap heeft een enorm zelfcorrigerend vermogen.
6. De wetenschap wil/kan dit niet accepteren
Dit argument krijgt vaak het karakter van een samenzweringstheorie. De grondlegger of bedenker van een methode is iemand die zijn tijd ver vooruit was, maar die werd tegengewerkt door het wetenschappelijk establishment. Het verhaal is dat de bedenker iemand is die de heersende dogma’s in de wetenschap op zijn kop zette en daarom iedereen tegen zich kreeg. Vrijwel alle populaire methoden en instrumenten komen van wetenschappers. De reden dat ze verlaten zijn is echter omdat ze niet werkten. Dit geld voor MBTI, DISC, NLP, management drives en welke andere ook die ik mogelijk vergeten ben. Wetenschappers gooien continu ideeën op, vervolgens gaan zij zelf of anderen aan de slag om te testen of ze werken. MBTI is gebaseerd op de ideeën van Carl Jung, die er zelf overigens op stond dat het empirische (onderzoeks-) werk nog gedaan moest worden. Uiteindelijk heeft het onderzoek zijn model niet ondersteunt.
Er zijn uiteraard genieën die hun tijd ver vooruit zijn en die genegeerd en verguist werden door hun tijdgenoten. Maar de wetenschap heeft een enorm zelfcorrigerend vermogen. Als iets waarde (waarheid) heeft en een onderzoeker kan er zijn of haar sporen mee verdienen, dan komt het vanzelf weer bovendrijven. Mijn eigen vakgebied, de evolutionaire psychologie (EP), werd volledig verguist toen ik eind jaren 80 psychologie studeerde. Als je er mee bezig hield was je eigenlijk een nazi. Nu is er zoveel bewijs dat EP werkt, dat geen enkele zelf respecterende wetenschapper zich er nog tegen uitspreekt. Theorieën als MBTI en NLP bestaan al veel langer dan EP, maar het onderzoek ondersteunt ze niet.
7. Wetenschapper weten ook niet alles
Wetenschap is in de basis niet meer dan een methode om te onderzoeken of iets (zoals een model) werkt. Met behulp van wetenschap komen we zo stap voor stap tot een steeds betrouwbaarder beeld van hoe de wereld werkt. Modellen zijn echter altijd beperkt en er is heel veel meer dat we niet weten, dan dat we wel weten. Dat we erg veel niet weten (vooral als het gaat om menselijk gedrag) doet echter niets af aan de waarde van wat we wel weten. Een beetje kennis is altijd beter dan geen kennis. Evidence based werken betekent dat we bij onze keuzes de best beschikbare kennis gebruiken. Als het bijvoorbeeld over selectie en persoonlijkheid gaat, dan biedt het onderzoek met de HEXACO de best beschikbare kennis. Is er geen kennis over een onderwerp, dan is het beter je te wenden tot gezond verstand, dan tot een willekeurig populair idee (zoals MBTI). Het feit dat we ongelooflijk veel niet weten is geen argument tegen, maar juist voor de wetenschap.
Het probleem hier is echter dat de gemiddelde professional geen flauw idee heeft van hoeveel we weten. Dit is hem of haar ook absoluut niet aan te rekenen. Zelfs als organisatiepsycholoog die meerdere boeken over het onderwerp heeft geschreven, heb ik vaak geen enkel idee hoeveel kennis er is over een willekeurig onderwerp. Wil je iets weten over de relatie tussen persoonlijkheid en leiderschap in relatie tot stress? Via Google Scholar vind je ongeveer 856.000 resultaten (in 0,09 sec). Allemaal onderzoeken van slimme mensen met slimme ideeën…
Een zoekopdracht naar de relatie tussen persoonlijkheid en voorkeuren voor ijs levert meer dan 32.000 hits op.
De echte reden
Het enige echt steekhoudende argument dat ik ken heb ik echter nooit gehoord: klanten willen het en ik moet mijn brood verdienen. Dit argument kan ik respecteren. Trainers en adviseurs hebben vaak een enorm belang om aan populaire instrumenten vast te houden. Vaak hebben zij hier veel tijd en geld in geïnvesteerd, wat mensen motiveert er aan vast te houden (denk bijvoorbeeld aan de sunk cost fallacy). Het definieert ook vaak iemands professionele identiteit (ik ben NLP master) en het is de manier waarop iemand succesvol kan zijn. Dit zijn de ideale omstandigheden voor gemotiveerd redeneren: je grijpt elk mogelijk argument aan om de kille meetlat van de wetenschap buiten te houden. De zeven argumenten die ik hier beschreven heb, zijn allen het product van gemotiveerd redeneren. Het zijn niet argumenten die het product zijn van een diepe reflectie op de huidige realiteit, maar argumenten die geboren zijn uit de noodzaak de eigen keuzes te legitimeren.
wie echt gemotiveerd is vindt altijd wel een argument
Er zijn twee redenen waarom ik mij niet meer tot discussies over populaire instrumenten laat verleiden. De eerste is dat gemotiveerd redeneren discussies zinloos maakt. Welke feiten je ook aandraagt, wie echt gemotiveerd is vindt altijd wel een argument om de feiten op afstand te houden. Discussies zijn daardoor een verspilling van tijd. De tweede en voor mij belangrijkste reden om van deze discussies af te zien, is dat het een verkeerde toon zet. Een goed alternatief bieden is positief, eindeloze tirades over hoe de markt door kwakzalvers wordt gedomineerd helpen niemand. Mensen horen liever over wat hen verder kan helpen, dan wat ze fout doen.
Referenties
1 – Corr, Philip J.; Matthews, Gerald (2009). The Cambridge handbook of personality psychology (1. publ. ed.). Cambridge: Cambridge University Press. ISBN 978-0-521-86218-9.